Algemene informatie > Welkom op school

<< TERUG

Uittreksel van het boek 'Welkom op school' (herziening van VIM-gids deel A).
Dit boek biedt een handvat voor ouders en leerkrachten op basisscholen om te komen tot geintegreerd onderwijs aan kinderen met een verstandelijke handicap in het reguliere onderwijs

1. Keuze ouders voor geïntegreerde opvoeding

Integratie = opnemen in het geheel
Geïntegreerde opvoeding is een kind met een verstandelijke handicap opnemen in het geheel van de omringende omgeving.
Ouders kiezen hiervoor omdat hun kind “normaler”/volwaardiger zal opgroeien in een normale omgeving en niet omdat hun kind beter is dan de andere kinderen van de ZML. Zij hopen dat hun kind door imitatie veel van andere kinderen kan leren.

Ouders proberen voor hun kind een sociaal isolement in de buurt te voorkomen. Dat doen zij door anderen in aanraking te brengen met hun kind.

Verwachtingen van ouders
Na de peuterspeelzaal gaan ouders vol verwachtingen op zoek naar een basisschool voor hun kind. Zij willen een school die hun kind accepteert en die veiligheid biedt. Zij verwachten dat hun kind sociale en motorische vaardigheden zal leren, bijvoorbeeld door kinderen te imiteren. Ook wordt er gewerkt aan de taalontwikkeling en wordt er gedacht aan ontwikkelingen op verstandelijk niveau.
Verwachtingspatronen worden tijdens het opgroeien doorlopend bijgesteld, net als bij ieder ander kind.

Het is een goede zaak dat ouders bij de aanmelding van hun kind op de basisschool vertellen wat zij van de school en van hun kind verwachten. Op grond daarvan kunnen er afspraken gemaakt worden over de schoolloopbaan van het kind.
Verwachtingen van de leerkracht
Het verwachtingspatroon wordt eerst aangepast aan uitspraken van mensen die het kind al langer kennen. Daarna op eigen ervaringen. De leerkracht mag van de ouders verwachten dat zij zo veel mogelijk zullen helpen en adviseren op momenten dat dat nodig is.

Integratie is geen individuele aangelegenheid, maar de hele school kiest hiervoor. De leerkracht mag dus hulp van teamleden verwachten.

Vanuit de begeleidende en ondersteunende instanties wordt meegedacht bij het zoeken naar practische oplossingen voor eventuele problemen.

Verwachting van de leerling
Ik reken op een fijne schooltijd
Met acceptatie
Met begrip
Met allerlei uitdagingen
En veel kansen om te leren
Een schooltijd waarin ik kind mag zijn met de kinderen

2. Ieder kind is uniek

Het kind met een verstandelijke handicap is in eerste instantie een kind net als alle andere kinderen. Daarbij heeft het heel eigen specifieke mogelijkheden, als gevolg van de handicap

Kinderen met een syndroom kunnen erg op elkaar lijken. Bij elk kenmerk moet je je afvragen of dit iets eigens is van het kind of dat het te maken heeft met het syndroom.

Kenmerken en aanpak
Factoren waarmee je rekening kunt houden met de begeleiding:

Intelligentie
De onderlinge intelligentieverschillen tussen kinderen met een verstandelijke handicap zijn net zo groot als bij andere kinderen.
Beperkte intellectuele vermogens vragen aanpassing in het onderwijsaanbod: kleine leerstappen, veel herhalen in wisselende situaties, handelingen verwoorden en visualiseren, veel bemoediging.

Geheugen
Het geheugen kan op bepaalde gebieden soms erg goed zijn en op andere gebieden weer zwak. Interesse, emoties, ritme en intonatie spelen een grote rol bij het onthouden.

Imitatievermogen
Kinderen met een verstandelijke handicap gedragen zich normaler in een omgeving met niet-gehandicapte kinderen. Zij kunnen zich optrekken/imiteren aan hun omgeving. Let wel op dat de kinderen niet meer willen presteren dan zij kunnen.

Taalontwikkeling
De taalontwikkeling loopt meestal vertraagd. Het is echter van groot belang voor het denkvermogen. Taal en denken beinvloeden elkaar sterk. Het op gang brengen van de taalontwikkeling lukt het beste in de natuurlijke omgeving: steeds verwoorden wat er te zien is en wat er gebeurt. Gebaren en picto-lezen kunnen ondersteunend werken.

Inzicht
Denken gebeurt op concreet niveau. Hier zijn dus beperkingen,
Handelend leren vormt de basis van het inzichtelijk leren. Het vergelijken met eerder opgedane ervaringen stimuleert de bewustwording.

Motorische ontwikkeling
In principe verloopt dit normaal, hoewel het vaak vertraagd is. Soms is er sprake van een hersenbeschadiging. Dit kan zich uiten in overbeweeglijkheid, coordinatiestoornissen en overprikkelbaarheid net zoals bij normaal begaafde kinderen.

Succesbeleving als motivatie
Deze kinderen hebben veel behoefte aan bevestiging en bemoediging,
De succesbeleving is vaak een goede motivatie bij het leren van nieuwe dingen. Een positieve benadering doet wonderen. Leg de nadruk op de dingen die wel goed gelukt zijn.

Humor
Kinderen met een verstandelijke handicap hebben vaak een specifiek gevoel voor humor. Het kan mogelijk te maken hebben met het spontaan leggen van ongebruikelijke associaties.

Aanhankelijk
Wellicht heeft dit te maken met het oergevoel dat ieder mens voelt om mee te mogen doen en erbij te horen. Kinderen met een verstandelijke handicap gedragen zich op een sociale en emotioneel eenvoudige manier. Dit gedrag past op latere leeftijd niet meer bij de kalenderleeftijd en anderen ervaren het dan als aanhankelijk.

Ondeugend
Ook hier geldt weer net zoals andere kinderen. Ben bedacht op grensverleggend en leuk gedrag. Met een consequente en liefdevolle aanpak kan dat ondeugende gedrag in de hand worden gehouden.

Koppig
Koppigheid komt soms voor in langdurige periodes en is dan moeilijk te doorbreken. Door goed te observeren van zowel het kind als de omgeving, kan men de oorzaak proberen te achterhalen. Te denken valt aan te moeilijke of juist te makkelijke opdrachten.

Sfeergevoelig
Kinderen met een verstandelijke handicap zijn sfeergevoelig. Als geen ander kunnen ze troosten. Dit komt wellicht door hun eenvoudige denktrant.

Momenten van afwezigheid

Omdat de ontwikkeling langzamer verloopt heeft het kind veel tijd nodig nieuwe indrukken te verwerken. Sufmomenten horen erbij. De boog kan niet altijd gespannen zijn, verwerkingsmomenten. Om het kind uit zo’n moment te halen kun je kleine duwtjes geven bijv iets spannend vertellen of kleine opdrachtjes en vaak bevestigen.
Afwezigheid kan ook met epilepsie te maken hebben. Dan is onderzoek nodig.

Uitsteltolerantie
Het kind kan maar een korte periode overzien, dus iets leuks moet nu gebeuren. Werken met picto’s helpt de uitsteltolerantie te vergroten. Er ontstaat een betere orientatie in tijd.

Aandachtsgevoelig
Ook kinderen met een verstandelijke handicap willen, net als ieder ander, soms ook graag in het middelpunt staan. De omgeving draagt zorg voor het evenwicht hierin.

Doorzettingsvermogen
Als een kind met een verstandelijke handicap echt iets wil leren, dan kan het met eindeloos geduld blijven oefenen. Motivatie en zingeving zijn van groot belang, net als ondersteuning van de omgeving.

Gewiekst
Als een kind iets niet wil doen, weet het regelmatig de omgeving zo te manipuleren dat het onder de opdracht uitkomt. Zo ook kinderen met een verstandelijke handicap. De omgeving is vaak toleranter naar hen toe. Ook deze kinderen hebben hun verantwoordelijkheden.

Angst
Er kan een angst bestaan voor ruimtes en situatie die het kind nog niet kan overzien en voor geluiden die het nog niet thuis kan brengen.
Let op een goede begeleiding. Goed laten wennen, samen met vriendje de gang op, verkennen in een 1 op 1 situatie, vooraf vertellen wat er gaat gebeuren.


3. Teambesluit

Het is duidelijk dat hoe breder de beslissing wordt gedragen, des te minder problemen hierover in het schoolteam kunnen ontstaan. Het is verstandig om de beslissing niet aan die ene enthousiaste leerkracht over te laten. De keuze is voor een basisschool-periode.

Zaken om te overwegen
Er bestaat een videofilm “Ellen” dat als hulpmiddel kan dienen. Zaken als aanmelding en toelating worden besproken.

Heeft school genoeg kennis en vaardigheden om het kind adequaat te begeleiden?
Meestal is dit niet het geval. De school kan gebruik maken van de kennis en de ervaring die ouders inmiddels opgedaan hebben. Vaak is er op school al zorgverbreding zodat speciale programma’s geen uitzondering zijn. De ouders moeten vooraf wel duidelijk zijn met welk verwachtingspatroon zij naar deze basisschool zijn gestapt.

Ervaringen van andere basisscholen?
Er is landelijk al ruime ervaring opgedaan bij de integratie van kinderen met het syndroom van Down in het basisonderwijs. De ervaringen zijn over het algemeen positief. De praktijk leert dat de oorzaak van het falen vaak ligt aan communicatieproblemen tussen ouders en school.

Problemen in de groep?
De meeste problemen blijken, als ze tijdig onderkend worden, van tijdelijke aard. Maak er een teamgelegenheid van. Ook tijdens studiedagen kunnen ervaringen uitgewisseld worden.
De VIM-Gids deel B (vereniging voor Integratie van Mongoloide kinderen) blijkt een uitstekend handboek te zijn.

Waar kun je met practische zaken terecht?
Regionale contactschool, VIM/FvO-steunpuntschool, Schooladviesdienst of een ZMLK school.

Het is belangrijk dat de medezeggenschapsraad, die voor een deel uit ouders bestaat, tijdig wordt ingelicht. Het is aan te raden dat het team, na overleg met de MR, zelf de beslissing neemt en daarna het bevoegd gezag met argumenten overtuigt van de waarde. Ook is het een goede zaak wanneer de ouders schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit.

Omgaan met reacties van andere ouders
Ouders kunnen verschillend reageren. Niet iedereen is blij met de integratie-gedachte. Wanneer je als school merkt dat ouders afwijzend staan tegen de plannen van het opnemen van een kind met een verstandelijke handicap, moet je direct reageren. Bespreek de situatie en probeer de motieven duidelijk te maken. Het is aan te raden om je tegenover kritieken kwetsbaar op te stellen. Als school zijnde heb je enkele mogelijkheden. Niets speciaals doen, maar wel reageren op reacties van mensen. De school kan in de algemene zin aandacht geven aan de integratie-gedachte of de school kan een informatieavond beleggen. Bij alles geldt dat een open, eerlijke houding van de school de integratie ondersteunt.

Gevolgen voor de school
Door de komst van een gehandicapte leerling op school (een stukje extra zorg) verandert ongemerkt het pedagogische klimaat. Er ontstaat een bepaalde saamhorigheid. Niet alleen het team draagt de zorg, ook de mede-leerlingen.
De leerkrachten stellen het kind centraal en zal zich afvragen hoe te handelen naar het kind toe. De lesstof zal dus opnieuw bekeken worden en er moet gekeken worden in kleinere tussenstapjes en herhalingen. Ook andere kinderen met zorg en extra aandacht hebben hier baat bij,
De organisatiestructuur van een school hoeft niet te veranderen. Je zoekt naar mogelijkheden binnen je school. Een gevolg kan wel zijn dat je flexibeler leert omgaan met veranderingen.
De school zal in contact komen met externe organisaties als contactscholen en/of steunpunt VIM, schoolbegeleidingsdienst, nascholing, hulpverleners (logopediste, fysiotherapeut, maatschappelijk werkster), andere basisschool om ervaringen uit te wisselen.
Voor speel-leermateriaal wordt uitgegaan van hetgeen aanwezig is op school. Wel moet dit materiaal aangepast worden. Soms moet er een speciale leermethode aangeschaft worden, aangevraagd door ouders en toegelicht door school.

Gevolgen groepsleerkracht
Het pedagogisch klimaat zal een uitstraling hebben van acceptatie van iedereen. Alle kinderen hebben een functie in de groep.
Er zal extra aandacht besteed moeten worden aan structuur in de organisatie. Alles op een vaste plek, zichtbaar maken van de dagindeling, duidelijke regels en consequent zijn. Vele kinderen zullen goed profiteren van deze aanpak.
Na een gewenningsperiode kan er een leerlijn voor het gehandicapte kind uitgezet worden in overleg met ouders en ondersteunings-leerkracht. Overzichtelijk leeraanbod uitgezet over een niet te lange periode.
Er kan gebruik gemaakt worden van de lijst met termen van aanbod. (deel B van de VIM-gids). Wat is belangrijk voor dit kind om te weten en te kunnen met het oog op de toekomst in het eigen leefmilieu?
De integratie is een teamaangelegenheid, dus regelmatig ervaringen delen met collega’s is raadzaam. Natuurlijk moet het op school niet gaan draaien rondom het gehandicapte kind.
De interactie met de ouders zal intensief zijn. Een communicatieschrift/agenda is een goed hulpmiddel om op de hoogte te blijven van de leefwereld van het kind. De leerkracht zal zeker in het begin erg veel hebben aan de adviezen van de ouders.
Ook zal er een nauwe samenwerking zijn met de ondersteunende leerkracht. Dit is degene die uren uit de aanvullende formatie gebruikt om het kind te begeleiden.
Contacten met externe begeleiders kan nuttig zijn om de begeleiding op elkaar af te stemmen. Ouders worden op de hoogte gehouden bij dergelijke contacten.
Natuurlijk brengt de begeleiding van een kind met een verstandelijke handicap extra werk met zich mee. Alleen al het constant in de gaten houden en die speciale antennefunctie. Bij het ouder worden van het kind neemt dit af. Hier tegenover staat de voldoening als het kind binnen de groep wordt geaccepteerd en tot leren komt. Kleine vorderingen zijn heerlijke ervaringen. Soms moet je ook accepteren dat sommige dingen op dat moment niet lukken.

Partnerschap tussen ouders en school
Naast hulp van instanties, kan school ook beroep doen op de hulp van de ouder. Denk aan informatie over de handicap en de mogelijkheden en thuissituatie. De school kan ondersteuning vragen bij excursies of zindelijkheidstraining. Ook inbreng bij het vaststellen van het leeraanbod en de werktijden. Denk ook aan aanvraag van specifieke leermiddelen.
Ouders ervaren dit partnerschap meestal positief. Wel is het moeilijk het juiste evenwicht te vinden tussen meedenkende en lastige ouder. Het geheel is gebouwd op vertrouwen. Vertrouwen in het kind en elkaar.

Aanvullende informatie
Voor het begeleiden met een kind met het syndroom van Down in groep 1 en 2 hoeft niet altijd aanvullende formatie aangevraagd te worden. Bij bijkomstige problemen kan school een aanvraag indienen bij ministerie van O&W.
Iedere school is autonoom in het besteden van de aanvullende informatie. Het is vaak niet nodig dat alle toegekende tijd aan individuele hulp wordt besteed. Er zijn verschillende mogelijkheden voor het inzetten van de formatie.
De intensiviteit van individuele instructie in de schoolperiode is niet op elke leeftijd even groot. Uit de praktijk is gebleken dat individuele instructie vooral nodig is vanaf het moment waarop het kind toe is aan het leren van meer cognitieve vaardigheden.
Communicatieve en sociale vaardigheden worden geleerd door imitatie. Samenwerking met andere kinderen is dus erg belangrijk.

De eerste periode op school
Een kind met een verstandelijke handicap heeft vaak langere tijd nodig om te wennen aan een nieuwe omgeving. Dit betreft zowel de ruimte als de gebeurtenissen om hem heen.
In het begin is een specifiek aangepast leerprogramma meestal niet aan de orde.
Als communiceren met gesproken taal niet lukt, vinden kinderen al snel andere manieren. Voor leerkrachten is het belangrijke om bepaalde vaste gebaren te gebruiken voor opdrachten.
Help het kind (in eigen tempo) verkennen van de verschillende ruimten op de school waar hij gebruik van maakt.
Sommige kinderen hebben veel tijd nodig om zich veilig te voelen in grote ruimten. Geef het de rust en ruimte om het geheel vanaf de zijlijn in zich op te nemen.
Het gebruik van pictogrammen op de kasten/hoeken, maakt het voor een kind met een handicap duidelijker wat zich waar bevindt.
Dit geldt ook voor de dagindeling op school.
Een communicatieschrift is nuttig zolang de leerling niet zelf kan vertellen wat er thuis of op school is gebeurd. Beide partijen worden op de hoogte gehouden van de zaken die spelen.
Kinderen met een verstandelijke handicap zijn qua karakter net zo verschillend als andere kinderen. Het vraagt in principe niet om een andere benadering. Zeker heeft het kind behoefte aan duidelijke regels, die in wisselende situaties toegepast moeten worden. Leer gedragsregels gefaseerd aan.
Laat eerst zien wat de bedoeling is van de regel door naar andere kinderen te laten kijken. Verwoord de regel en ondersteun met gebaren. Controleer na invoering of het kind zich aan de regel houdt. Wanneer dit niet het geval is, is het vaak op te lossen door een speelse benadering (beter dan een standje).

Wanneer een situatie of opdracht te bedreigend is, gaat het kind vaak letterlijk bij de pakken neerzitten. Het lijkt dan koppig gedrag. Vaak is de opdracht dan te moeilijk of is het kind ergens bang voor. Probeer te ontdekken wat de oorzaak is voor dit gedrag. Kruip eens in de huid van…

Een kind met een verstandelijke handicap kan een ander gedrag vertonen. Het hoeft niet altijd storend te zijn. Storend wordt het pas als anderen er hinder van ondervinden. Grijp met tact in en probeer het gedrag om te buigen naar een variant die wel toelaatbaar is.

Geniet van de integratie. Zie het als een uitdaging en niet als een opdracht. Laat het beeld los van hoe een kind behoort te zijn en creeer ruimte om te genieten van dit specifieke kind.
De leerroute in de eerste periode is vooral het leren meedoen met de groep.
Van de leerkracht kan niet worden verlangd dat deze zich gaat verdiepen in allerlei specifieke leerprogramma’s voor 1 leerling met een verstandelijke handicap. Wel kan dit gevraagd worden aan de leerkracht die hiervoor extra uren heeft gekregen. Dit kan een steun zijn voor de groepsleerkracht.

Miriam van Oorschot – Downvision, april 2007

<< TERUG